Vanuit het schilderen, boeken en objecten maken ontdekte beeldend kunstenaar Ria van Krieken (1949) de techniek van het vouwen. Haar ruimtelijke werken van papier zijn ontstaan vanuit een grote behoefte aan ritme en herhaling. Al spelend met het materiaal gaat ze op ontdekkingstocht. ‘Het werk is voor mij af als er iets ontstaan is wat gaaf, mooi of helder van vorm is. Het moet ‘kloppen’ en mij vooral verrassen. Dat laatste is het hoogste goed!’
Tekst: Sandra Mackus
Vanuit het vierkant
Er zijn globaal gezien drie technieken die aan de basis liggen van Ria’s werk. De eerste is vertrekken vanuit een vierkant. ‘Ik begin met een stukje papier en eindeloos vouwen totdat er een vorm gevonden wordt die geschakeld kan worden. Dan bepaal ik kleur, materiaal en waar de vorm aan elkaar bevestigd dient te worden. Vervolgens begint het grote vouwen, dat zo’n drie weken in beslag neemt. Het uiteindelijke resultaat komt pas tevoorschijn op het moment dat de draad aangetrokken wordt.’
Muizentrap en skoebidoe
Voor haar wandobject Kleine blauwe, gebruikte de kunstenaar de aloude ‘van school welbekende’ techniek het ‘muizentrapje’. Delen van het papier heeft ze blauw beschilderd, om naast ritme en vorm ook met kleur te kunnen spelen. Dat heeft ze ook in haar werk Goud op snee gedaan, waarvoor ze van een derde en iets ingewikkeldere vouwtechniek is uitgegaan: ‘de skoebidoe’.
Papier
Om te kunnen vouwen is de materiaalkeuze van belang. ‘Voor de ‘uit het vierkant gevouwen objecten’ is een vrij stijf papier nodig’, geeft de kunstenaar aan. ‘De vorm moet blijven staan, wat ook voor de muizentrap geldt. Bij de ‘skoebidoe’ wordt het vouwsel iedere slag geklemd zodat er ook met stof, linnen en dunner papier kan worden gewerkt.’ Ria’s laatste ontdekking is steenpapier, dat naast zijn zwaarte en watervaste eigenschappen ‘een super uitstraling heeft’. Het maakt direct duidelijk dat er nog genoeg te ontdekken valt voor de toekomst. Haar droom is dan ook om ‘zich nog lang te kunnen verrassen!’
Ga naar de website van Ria van Krieken