De Pakistaanse kunstenaar Ruby Chishti (1963) onderzoekt in haar werk onder andere de relatie tussen het menselijk lichaam en architectuur; in het ene huis leeft men, in het andere laat men herinneringen achter. Haar “woningen”, veelal gemaakt van hergebruikt materiaal, symboliseren fysieke en emotionele ruimtes en vertellen hartverscheurende verhalen van wanhoop.
Tekst: Dorothé Swinkels
De afgelopen twintig jaar heeft de kunstenaar een reeks sculpturen en installaties gecreëerd die raken aan de hardnekkigheid en kwetsbaarheid van het menselijk bestaan, migratie, islamitische mythen, genderpolitiek, geheugen, universele thema's van liefde, verlies en mens-zijn.
"Zittend naast mijn moeders ziekbed begon ik poppen te boetseren"
Ruby vertelt: ‘Een aantal van mijn werken gaat over de huizen die we zoeken, die we ons eigen maken en die ons kunnen afwijzen, waardoor we dakloos en onveilig worden.' Bijvoorbeeld "Mother wake me up at 7:00"; architectuur die op het lichaam wordt gedragen, een herinnering aan haar eigen complexe geschiedenis en trauma van onverwacht familieverlies en moedwillige vernietiging van haar huis in Pakistan terwijl ze haar leven in de VS aan het opbouwen was.
Ruby groeide op in een instabiel sociaal-politiek klimaat, gekleurd door onderdrukking en het trauma van familieverliezen. Werk creëren was voor haar, ondanks de censuur op media en beeldende kunst, een uitlaatklep die diende als platform waar ze de veiligheid vond om te groeien. Als klein meisje maakte ze speelgoed van klei en naaide tasjes van afgedankte kleding. Tegenwoordig begint haar creatieve proces met het zoeken naar geschikte gebruikte kledingstukken: ‘Ik gebruik delen van meerdere kledingstukken in een werk, elk kledingstuk bevat verhalen van de eerdere drager.'
Eerder opgeleid als beeldhouwer begon ze, terwijl ze langdurig haar zieke moeder verzorgde, een verband te voelen tussen afdankertjes die ze als kind al verwerkte en het achteruitgaande lichaam van haar moeder. Ruby: ‘Ik begon, zittend naast haar bed, poppen te “boetseren“, gebruikte daar afgedankte kleding voor, een bewuste keuze om daarmee te werken en alle andere beeldhouwmaterialen af te wijzen.' Door de overvloed aan kleding in haar omgeving, kiest ze dat als materiaal. De verschillende texturen doen haar denken aan de onbekende dragers. ‘Ik selecteer mijn materialen zorgvuldig, en behandel ze alsof het mensen zijn die kunnen voelen en genezen als ze met zorg worden gebruikt.'