Al wandelend door landschappen, bossen, stadstuinen en over stranden ‘ontmoet’ – zoals de Franse kunstenaar Marie-Noëlle Fontan (1948) het zelf noemt – planten, die ze uiteindelijk in haar structuurrijke weefsels verwerkt. ‘Het zijn de planten die in zekere zin mijn hand sturen en hun eigen plek in het weefsel bepalen.’
Tekst: Sandra Mackus
Al van kleins af aan weeft de Française. Ze leerde de techniek van haar moeder. ‘Ik ben nooit gestopt met weven, alleen weefde ik in het begin op een klassieke manier met katoenen draad of wol en ben ik in de jaren negentig op het idee gekomen om met planten te experimenteren. Sindsdien ben ik daar niet meer mee gestopt en ontdek ik nog iedere dag nieuwe ideeën en vormen.’
Na de vondst van een plant wordt deze in haar atelier gewassen en te drogen gelegd. ‘Het kan vervolgens maanden of jaren duren voordat ik ze gebruik. Alles gebeurt spontaan. Ik leg de planten op kleur en vorm op de kettingdraden en ga ermee experimenteren.’ De kenmerken van de plant bepalen hierbij hoe het werk er uiteindelijk uit komt te zien. ‘Voor de structuur vertrouw ik op de planten. Hun kenmerken vertellen mij of het een tweedimensionaal stuk wordt, of dat ik kan spelen met vorm en volume.’
Ook de kleur wordt door de planten zelf bepaald. ‘Ik verf ze nooit’, zegt de kunstenaar, ‘ik vind het leuk dat ze de kleur behouden die ze hadden toen ik ze vond.’ Met haar inslagdraden, waarvoor ze gekleurd linnen of katoen gebruikt, kan ze vervolgens spelen met kleur.
Marie-Noëlle ziet haar werk als één groot experiment, dat soms ook misgaat. ‘Het komt voor dat het plantaardige element dat ik probeer in te brengen te glad is en tussen de inslagdraden glijdt, of dat het te klein is en niet houdt. Soms zijn de planten te brokkelig en krijg ik ze niet in de ketting. Lukt het niet, dan zoek ik naar andere oplossingen of ga ik verder. Alles gebeurt spontaan. Ik weet nooit wat ik ga doen totdat ik begin. Iedere dag is een nieuw avontuur.’
Naar de website van Marie-Noëlle