Hoewel ze op dit moment deelneemt aan een residentie in Californië, werkt de Amerikaanse kunstenaar Michelle Stitzlein (1967) normaal gesproken in een voormalige grange hall in Baltimore. In deze ruimte – die als lokale ontmoetingsplek voor de gemeenschap diende – heeft ze genoeg plek om haar metersgrote kunstwerken te maken. Deze bouwt ze uitsluitend op uit gevonden materialen. Van huishoudelijk afval weet ze kleur- en textuurrijke voorstellingen te creëren, die altijd raakvlakken hebben met de natuur.
Tekst: Sandra Mackus
Van een afstandje word je als beschouwer aangetrokken tot Stitzleins bontgekleurde installaties vol weelderige patronen en texturen. Eenmaal dichtbij wordt duidelijk dat haar werk is samengesteld uit bekraste, kapotte en verouderde materialen. ‘Uit bezorgdheid voor onze omgeving, hergebruik ik materialen en goederen. Daarmee probeer ik onze gedachten over waarde, de staat van zijn, vernieuwing en stijl te confronteren.’ Met haar werk roept de kunstenaar op tot hergebruik, spaarzaamheid en tot het omarmen van imperfectie.
De patronen en texturen in haar serie Fynbos doen denken aan struiken, planten, mossen en schimmels. ‘Het is zowel een belediging als een eerbetoon om beelden van de natuur te creëren door middel van afval’, zegt Stitzlein. ‘Diezelfde natuur moest misschien wel vernietigd worden (tijdens de winning van hulpbronnen, zoals olie, metaal en hout) om het materiaal te produceren.’
In haar Fiber Series wekt ze onder andere met stukken oude tuinslang, elektriciteitsdraad, computerkabel en telefoonsnoer, de suggestie van textiel op. ‘De serie omarmt de grafische schoonheid van scheve naden, van lapjes die niet netjes op één lijn liggen, van vreemde kleurcombinaties en van jarenlange herstelreparaties en patchwork die het stof heeft doorstaan.’ Deze “afwijkingen” worden door de kunstenaar bewust zichtbaar gemaakt, door het stukje textiel uit te vergroten. ‘In een wereld die steeds meer gehomogeniseerd is, vind ik deze “gebreken” een verfrissing voor het oog.’